Maar hoe zet je al die informatie nou om naar bruikbare data? Dat doe je al je verzamelde data te verwerken en analyseren. Maak hiervoor eventueel gebruik van tabellen, grafieken en statistiek. Zoek naar zaken die opvallen, interpreteer je gegevens en analyseer ze. Kijk naar verbanden en verschillen en doe daarmee ideeën en verklaringen op. Hoe je data analyseert hangt af van het type onderzoek.
Kwanitatief analyseren
Wanneer je werkt met getallen (kwantitatief) zul je ze moeten verwerken in berekeningen en grafieken. Jouw vraagstelling en onderzoeksmethode bepaalt de analysemethode(n) die je nodig hebt. (Maar zoals we al eerder zeiden: geen paniek over statistiek!)
Kwalitatief analyseren
Ook als je kwalitatief onderzoek doet, moet je meetgegevens verwerken. Een audio-opname van een interview of aantekeningen van een observatie is nog geen bruikbare informatie. Om dat te bereiken, ga je transcriberen. Dat is woord voor woord opschrijven wat er gezegd is. Of in het geval van een observatie: je aantekeningen uitwerken naar een logisch verhaal. Vervolgens kun je verschillende citaten/informatie in je document labelen, oftewel: coderen. Hiermee schep je orde in de grote hoeveelheid informatie die je hebt verzameld en ontdek je makkelijk(er) verschillen, overeenkomsten of patronen. Als bijvoorbeeld meerdere personen het over een ‘boze emotie’ hebben, kun je deze antwoorden labelen als “boos”. Let op: er moet een duidelijk onderscheid zijn tussen de emotie van de persoon zelf of de emotie waarover gesproken wordt.