Monitoren en beoordelen

Aan het einde van het profielwerkstuk vindt er een beoordeling plaats. Om dit succesvol te kunnen doen, hou je vinger aan de pols met tussentijdse monitoring en beoordelingsmomenten (go‐/no‐go‐momenten). Zo weten jij en jouw leerlingen hoe ze ervoor staan, dat maakt bijsturen en beoordelen een stuk makkelijker.

Omdat elke stap van het profielwerkstuk steeds anders is, hebben wij per fase de monitoring en beoordeling onder de loep genomen.

Fase 1 - Voorbereiding

In deze fase valt er weinig te beoordelen, maar wel te monitoren. Leerlingen hebben hulp nodig om hun weg te vinden in een labyrint aan informatie. Wat is een profielwerkstuk nou? Wat vergt het van mij? 

Er zijn leerlingen die overspoeld worden door informatie of voelen zich in het diepe gegooid. Monitor dus goed hoe het met je leerlingen gaat, wie toont tegenzin, onzekerheid of misschien wel angst? Of wie is er té enthousiast, want ook die moet je in de gaten houden. Deze leerlingen kunnen veel te hard gaan, ze gaan direct de diepte in of verliezen zichzelf al in details. Daardoor raken ze al snel het overzicht kwijt of missen de grote lijnen. 

Deze fase is er om zich voor te bereiden op het hoe en wat, het is een voorproefje van wat er komen gaat. Het is nu voor de leerling een kwestie van oriënteren en voorbereiden. Niet om alvast een profielwerkstuk van a tot z uit te stippelen.

Fase 2 - Beoordelen en monitoren van de oriëntatie en verkenning

In deze fase van het profielwerkstuk denken leerlingen na over een onderwerp en vormen zij teams. Als begeleider hou je twee voortgangsgesprekken: aan het begin en aan het eind. Let bij het beoordelen of leerlingen het juiste gedrag laten zien:

Ongewenst 

Gewenst

  • wachten met beginnen, achterover hangen
  • snel opgeven (‘Ik kan niks vinden.’)
  • gefrustreerd zijn
  • iedere vraag accepteren
  • chaotisch werken
  • klakkeloos aannemen en overnemen
  • onzeker zijn, structuur eisen
  • nieuwsgierig zijn
  • doorzetten
  • frustratie kunnen verdragen
  • een actieve lichaamstaal hebben
  • goede verhouding hebben tussen gestructureerd en chaotisch werken
  • vragen stellen
  • meedoen, meedenken
  • bereid zijn te luisteren
  • goed op de hoogte zijn en blijven
  • brainstormen
Fase 3 - Beoordelen en monitoren van het plan van aanpak en onderzoek

In deze fase stellen de leerlingen hoofd- en deelvragen op. Daarmee maken ze een plan van aanpak voor hun onderzoek. Aan het begin van deze fase 3 gaat het om het monitoren en stimuleren van de voortgang, om uitstelgedrag in de kiem te smoren. Spreek deadlines af voor het opleveren van de deelopdrachten in het portfolio en maak tijd vrij voor voortgangsgesprekken met de teams. In deze gesprekken motiveer je hen om in actie te komen. Dat werkt als een stok achter de deur voor de leerling. Wanneer het niet lukt om dit face to face te doen, kunnen de leerlingen ook een schriftelijk voortgangsrapportage inleveren.

Monitoring en beoordeling

Net als in fase 2 hou je twee voortgangsgesprekken: aan het begin van de fase en aan het eind.

Klassikale feedback 

Om efficiënte individuele gesprekken te voeren, is het handig om vooraf klassikaal feedback te geven. Vraag leerlingen om (vooraf) vragen op te sturen. Maak daar een overzicht van en schrijf er feedback en verbeterpunten bij. Dit overzicht behandel je klassikaal. Op basis van alle feedback maken leerlingen een nieuwe versie van hun hoofd‐ en deelvragen, die ze meenemen naar de individuele gesprekken.

Voortgangsgesprek 1: bijsturen hoofd‐ en deelvragen

Het doel van dit gesprek is het bijschaven van de voorgestelde hoofd‐ en deelvragen, tot een geschikte en haalbare onderzoeksopzet. Je voert dit gesprek met het hele projectteam. Leerlingen leveren vooraf de hoofd‐ en deelvragen in en hun ideeën over de manier waarop ze het antwoord willen vinden.

Het is ook een moment om leerlingen aan te spreken op hun houding en gedrag en/ofdaarover complimenten te geven.

Hieronder staan een paar criteria voor de houding en het gedrag van de leerling. 

Ongewenst 

Gewenst

  • klakkeloos zaken overnemen uit de templates
  • zich er snel vanaf maken
  • oppervlakkig werken
  • niet lang willen nadenken
  • in algemeenheden blijven hangen
  • weinig verschillende methodes gebruiken
  • alleen ondersteunende teksten zoeken
  • volgende houding en weinig initiatief tonen
  • eigen keuzes maken in de templates
  • kritisch zijn, door blijven zoeken
  • de vraag specifiek maken
  • de vraag ontleden
  • dingen willen weten en begrijpen
  • bronnen (voorbeelden, deskundigen en teksten) verzamelen
  • bewust onbekwaam zijn: weten dat je nog niet veel dingen weet

Voortgangsgesprek 2: go/no go op basis van rubrics

Aan het eind van fase 3 is er meestal een formeel go/no‐go‐moment op basis van de kwaliteit van het onderzoeksontwerp en het plan van aanpak. Leerlingen krijgen zo nodig gerichte feedback om hun plan van aanpak aan te passen.

Inhoudelijke vragen om de voortgang te monitoren zijn:

Aanleiding

  • Is de aanleiding voor het onderzoek duidelijk?
  • Heb je je georiënteerd op het onderwerp?
  • Is het doel van je onderzoek duidelijk?

Hoofdvraag

  • Is je onderzoeksvraag onderzoekbaar?
  • Is je onderzoeksvraag voldoende specifiek?
  • Is je onderzoeksvraag haalbaar?
  • Is de onderzoeksvraag geen ja-/nee-vraag?

Deelvragen

  • Maken de antwoorden op je deelvragen samen een antwoord op de hoofdvraag mogelijk?
  • Heb je geen overbodige deelvragen geformuleerd, met andere woorden zijn alle deelvragen belangrijk voor het beantwoorden van de hoofdvraag?
  • Is het duidelijk welke informatie je nodig hebt om de deelvragen te kunnen beantwoorden?

Onderzoeksmethode

  • Heb je een duidelijk beeld van de manier waarop je je deelvragen wil gaan onderzoeken? Sluiten de onderzoeksactiviteiten goed aan bij je deelvragen?
  • Doe je ook praktijkgericht onderzoek?
  • Zijn de onderzoeksactiviteiten haalbaar in de beschikbare tijd?

Taakverdeling

  • Heb je een plan van aanpak gemaakt voor je onderzoek?
  • Hebben jullie een goede taakverdeling gemaakt als team? Doet iedereen ongeveer evenveel?
  • Komen ieders kwaliteiten en mogelijkheden goed aan bod?
  • Hebben jullie een teamcontract opgesteld?

Praktische kanten

    • Weet je wat je nodig hebt om de onderzoeksactiviteiten uit te voeren?
    • Heb je voldoende kennis of weet je hoe je aan extra kennis kan komen?
    • Hoe ga je mensen betrekken bij je werkstuk? Heb je al nuttige contacten?
    • Wat heb je nog meer nodig om dit uit te voeren?
Fase 4 - Onderzoeksuitvoering

In deze fase is het plan van aanpak klaar en is het tijd om het uit te voeren. Tussentijds werken leerlingen al stap voor stap aan hun verslag van de deelresultaten.

Tussentijdse beoordeling

Het is handig als de leerlingen tussentijds (bijvoorbeeld op twee derde van de doorlooptijd) een conceptversie van het onderzoeksresultaat en verslag inleveren. Dat resultaat en verslag beoordeel je alvast op de eindcriteria. Dit motiveert leerlingen, omdat er nog tijd genoeg is voor reparaties of voor verbeteringen. Gebruik hiervoor rubrics, daar staat in wat goed is of nog onvoldoende. De onderdelen die al goed genoeg zijn, hoef je aan het eind niet opnieuw te beoordelen.

Feedforward

Geef vooral feedforward: wat kunnen leerlingen precies doen om de kwaliteit van hun werk te verbeteren? Laat leerlingen een kort overzicht maken van de verbeteracties die ze ondernomen hebben om de kwaliteit te verhogen. Zo weet je waar je op kan letten. De eindbeoordeling is dan gericht op de onderdelen die onvoldoende waren: in hoeverre zijn die verbeterd?

Tips:

  • Spreek goed af met collega’s hoe je de rubrics toepast. Vertel elkaar wat je voldoende of onvoldoende, duidelijk of onduidelijk vindt.
  • Maak een opsomming van mogelijke sterke en zwakke punten in het werk van leerlingen. Dat helpt je om snel te beoordelen: je haalt weg wat niet van toepassing is én benoemt de sterke punten, dat werkt heel motiverend voor leerlingen.
  • Verslagen in Word kan je met elkaar vergelijken via het tabblad ‘controleren’. Je ziet dan precies welke onderdelen veranderd zijn na de vorige versie.

Hoe hou je als docent zicht op de samenwerking in het team?

Laat leerlingen bij de voortgangsrapportage of het tussentijds procesverslag reflecteren op hun eigen functioneren en dat van hun teamgenoten. Waar sta je nu? Wat heb je geleerd? Wat ging goed? Wat kan beter? Wat is de volgende stap? Wat heb je nodig? Moet je je planning bijstellen? Laat ze ook een inschatting maken (in percentage) van de inspanning die elk teamlid geleverd heeft. Bespreek de resultaten met het team als leerpunten.

Verslag van feedbackmomenten

Laat leerlingen na afloop van het feedbackmoment een kort verslag inleveren over wat ze hebben gedaan met de feedback die ze hebben gekregen. Welke acties hebben ze ondernomen? Hoe hebben ze de planning en de taakverdeling bijgesteld? Daarmee vergroot je de kans dat de feedback echt leidt tot een verandering van aanpak. De leerlingen kunnen de feedback opnemen in hun portfolio en later ook in de reflectie.

Fase 5 - Verslag en presentatie

In deze fase ronden de leerlingen het profielwerkstuk af met een verslag.

Eerst zelf checken, dan pas feedback geven

Pas nadat leerlingen zelf de tussentijdse versies van het verslag gecontroleerd hebben, geef je er als docent feedback op. Doe dat in een aantal rondes, zodat de leerlingen niet ineens te veel feedback krijgen en zodat jij de conceptversie globaal na kan kijken. Voor leerlingen is het prettig als je vermeldt wat er al goed is in deze versie en wat beter kan. Leg een lijstje aan met standaard verbeterpunten. Voor het vullen van dit overzicht kan je twee standaardlijstjes maken met kwaliteitsbeoordelingen (vergelijkbaar met de rubrics, maar meer gericht op wat er verbeterd kan worden). Zo krijgen leerlingen gepersonaliseerde feedback op basis van standaardcomponenten.

Duidelijke afspraken, handvatten en houvast voor de docent

Het monitoren, beoordelen en begeleiden van leerlingen vraagt om duidelijke afspraken in het docententeam. Het geeft handvatten en houvast voor de docent en maakt de begeleiding minder tijdrovend. In het artikel ‘Tips voor de voorbereiding van het docententeam op het profielwerkstuk’ lees je er alles over.